Door Nienke Wedda en Isis van der Horst
Nationaal MEP 2020 is begonnen en wat is nou een betere manier om hiervoor in de stemming te komen dan praten met iemand die echt bij de EU betrokken is? Elke commissie kreeg vandaag de unieke kans om vragen te stellen aan een expert op het gebied van hun onderwerp. Voor commissie TRAN waren er zelfs twee experts beschikbaar: Ghazal Samandijan en Afryea Uiterloo. Beide hebben jarenlang bij ProRail gewerkt en werken sinds dit jaar als beleidsadviseurs voor Europarlementariër Dorien Rookmaker, die in de échte commissie TRAN zit. Tijdens het vragenrondje werden vragen gesteld over de mogelijkheden van de EU om het treinvervoer als duurzaam alternatief te bevorderen. Deze vragen gingen over beleidsmatige, politieke en operationeel/technische aspecten. Dit betrof ook vragen die buiten de expertise van de experts lagen. Uiteindelijk zijn er interessante antwoorden gegeven door de experts, waarvan wij benieuwd zijn hoe de commissie ze zal gebruiken in hun resolutie.
Het vraagstuk van de commissie gaat over hoe de EU duurzaam reizen in Europa kan bevorderen, met de nadruk op treinvervoer. Daarom werd door mevrouw Kuiper de vraag gesteld hoe vliegen door treinvervoer zou kunnen worden vervangen. Mevrouw Uiterloo zei dat om dit te realiseren onder andere treinvervoer zo laagdrempelig mogelijk moet worden gemaakt. Dit houdt in dat het aantrekkelijker moet zijn dan vliegen, door bijvoorbeeld het kopen van internationale treinkaartjes makkelijker en goedkoper te maken. Ook zou de reistijd korter moeten worden door het gebruik van sneltreinen. Dit is echter lastiger dan het lijkt. Er komen veel dingen bij kijken, van politieke besluitvorming tot technische aspecten. In de EU zijn er bijvoorbeeld verschillende spoorbreedtes, waardoor het lastig is om een groot treinnetwerk op te stellen. We moeten niet vergeten dat de huidige staat van de infrastructuur ook niet in alle lidstaten gelijk is. Treinvervoer moet dus een echt alternatief worden qua prijs, reistijd en gemak voordat het vliegen zou kunnen vervangen.
Mevrouw Caglak stapte naar voren om een vraag te stellen over de sneltreinen. Haar vraag luidde als volgt: ‘Hoe kunnen wij als Europa een voorbeeld nemen aan Japan en hun hogesnelheidstreinen?’. Deze vraag klonk als muziek in de oren van de experts. Het is namelijk een van hun doelstellingen om meer hogesnelheidstreinen te krijgen in Europa. Volgens mevrouw Samandijan heeft dit echter te maken met de kwaliteit van spoorwegen en de techniek. Binnen Nederland zou voor hogesnelheidstreinen veel moeten worden aangepast aan de infrastructuur, waardoor je bij die realisatie vooral bij de technische aspecten moet zijn. Daarnaast is het financieel en politiek gezien ook een uitdaging. De nationale overheden van de lidstaten moeten de hogesnelheidstreinen ook als speerpunt zien, aangezien zij onder andere voldoende financiële middelen beschikbaar kunnen stellen.
Maar hoe realistisch zijn alle plannen over nieuwe infrastructuur nou werkelijk? Mevrouw Uiterloo legde ons uit dat dit in de praktijk een hele moeilijke discussie is, maar dat het zeker realistisch is. Ze benoemt dat er altijd geld moet zijn voor innovatie, maar ook voor de huidige plannen. Als bestuurder is het soms lastig kiezen hoe de middelen worden verdeeld tussen de twee, omdat het een keuze is tussen de problemen van nu of de problemen van de toekomst oplossen. Dit zijn ingewikkelde gesprekken die in de bestuurskamer gevoerd worden. Mevrouw Uiterloo vertelt dat je een goed verhaal moet vertellen als je wilt dat mensen investeren in innovatie. Je moet mensen meenemen in het wensbeeld en de huidige bestuurder laten zien wat het oplevert. Het kwantificeren van innovatie is niet altijd even makkelijk.
Een andere interessante vraag werd gesteld door mevrouw Gritter: ‘Hoe kunnen we het probleem van het té vaak stoppen van internationale treinen oplossen?’ Er is dus internationaal treinvervoer, maar dit werkt niet goed doordat de trein vrijwel overal stopt. Mevrouw Samandijan geeft aan dat je hier te maken hebt met verschillende belangen. Men wil natuurlijk dat de trein snel van A naar B gaat, maar kijkt wel of er meerwaarde valt te behalen voor de eigen gemeente of stad. Regio’s en gemeente willen zoveel mogelijk bezoekers en een treinstation faciliteert dit. Naast dat dit goed is voor de economie verhoogt dit ook het reisgemak voor de inwoners. Daarnaast zijn er ook belangen voor vervoerders. Meer in- en uitstapplekken geeft in principe meer betalende reizigers. Dit maakt het altijd een interessante uitdaging om tot uitkomst te komen die voor alle partijen goed is.
Er wordt tijdens het interview veel gepraat over het treinverkeer en het promoten ervan. Meneer Hogenhuis merkte hier iets aan op. Want als meer mensen gebruik gaan maken van de trein, blijft de capaciteit dan nog wel voldoende? Volgens mevrouw Samandijan en mevrouw Uiterloo is dit inderdaad een uitdaging. We moeten dan bijvoorbeeld kijken naar het slimmer plannen van de reistijden, de lengte van de trein en de lengte van het perron. Binnen Nederland kan aan al die kleine knoppen gedraaid worden, maar om dat op Europees niveau te doen, is volgens de dames moeilijk. Een aanpassing van de trein zelf zou eventueel kunnen, maar goed, dat is niet hun expertise. Prorail (een bedrijf waar de beide dames hebben gewerkt) is hier volgens hen al druk mee bezig. Hun doel is om vóór 2030 de capaciteit van treinen met maar liefst 30% verhoogd te hebben.
Er zijn dus veel uitdagingen op economisch en technisch gebied, bovendien spelen er veel verschillende belangen waar TRAN rekening mee moet houden. Ook zijn er al eventuele oplossingen genoemd. Beide partijen hebben erg genoten van het gesprek: mevrouw Uiterloo en mevrouw Samandijan willen zelfs graag de resolutie zien als hij klaar is. De commissie heeft ongetwijfeld veel gehad aan deze vragenronde en zullen deze informatie zeker opnemen in hun resolutie. De uitdaging blijft echter of ze met goede oplossingen kunnen komen voor deze lastige kwesties.